Archive for the Category ◊ Evangelie van Isis ◊

Author: lauri
• donderdag, februari 27th, 2014
Al jaren zoek ik in mezelf een verbinding tussen de westerse spiritualiteit en de oosterse, zoals bv het Boeddhisme. In de sangha van de Indiase meester Osho heb ik mijn eerste schreden gezet op het pad van meditatie. Later ben ik in de New Age cultuur terecht gekomen. Ik was een mediamiek kanaal voor gidsen en engelen, toen de godin Isis bij me kwam en ik haar ging channelen. Daarmee kwam ik in aanraking met het Goddelijk Vrouwelijke. Na mijn mediamieke periode ben ik het traject van een westerse sjamaan gegaan. Toen heb ik ook mijn boek geschreven: Het Evangelie van Isis. Maar hoe verbind ik nu al die elementen met elkaar?
Kortgeleden kwam ik een artikel tegen van Tsultrim Allione, een vrouwelijke Lama in de Tibetaanse traditie. Het heet: Prajñaparamita, Sohia and the Feminine Principle . 1 Dat was voor mij heel verhelderend. Het inspireerde mij om het navolgende artikel te schrijven.
In het eerste hoofdstuk van Het Evangelie van Isis heb ik het uitvoerig over Sophia gehad. Ik beschrijf het wereldbeeld van de Gnostiek, die in Egypte haar ontstaan vond. De Joodse gnostici in de Egyptische stad Alexandrie drukten namelijk hun inwijdingsweg uit in de mythe van Sophia. Sophia is het Griekse woord voor “Chokmah”, de Joodse godin van Wijsheid.
Nu wordt het verhaal van Sophia gekenmerkt door een terminologie die op z’n minst verwarrend is, en voor mij als vrouw denigrerend aandeed. Kort gezegd komt het hier op neer: Sophia wordt opgedeeld in twee aspecten, het ene is een zuiver, hemels aspect en het tweede een aards, zondig aspect, Achamoth genoemd. Dit lagere aspect van Sophia moet gered worden door de man, namelijk de Zoon van haar Vader in de hemel. Deze daalt als de Bruidegom neer in het stof en haalt Achamoth uit de duisternis, waarin ze leeft. Daardoor wordt haar naam weer Sophia en is ze opnieuw welkom in haar Vader’s huis.
Op deze wijze legden de toenmalige gnostici de inwijdingsweg van de mens uit in symbolische vorm. Maar binnen dit verhaal wordt het vrouwelijke aspect afgeschilderd als ondergeschikt aan het mannelijke en daardoor is het moeilijk te verstaan. Immers, als deze beide aspecten ongelijkwaardig zijn, hoe kan er dan een zuivere eenheid ontstaan? Deze discrepantie heb ik in het eerste hoofdstuk laten zien. Het beeld-en woordgebruik van de gnostische mythe zorgt voor verwarring en belemmert het zicht op de ware betekenis van de Gnostiek. Die betekenis gaat namelijk over het Heilig Huwelijk als de verbinding, niet alleen tussen het innerlijke vrouwelijke en innerlijke mannelijke, maar ook tussen de ziel en het lichaam, tussen binnen en buiten. Door dit huwelijk wordt de dualiteit overstegen en komt de mens tot heelheid.
Het boeiende van de vergelijking tussen culturen is dat er vaak dwarsverbanden zichtbaar worden, waardoor we tot een beter begrip komen. Tsultrim Allione vergelijkt de godin Sophia met de godin Prajñaparamita, uit Zuid-India. Daar wonen van oudsher de Dravidiërs, een volk met een matriarchale traditie. De verering van Prajñaparamita bestond waarschijnlijk al bij deze Dravidiërs en is via de Boeddhistische geleerde Nagarjuna toegevoegd aan het Mahayana-Boeddhisme.
Dit vond plaats rond dezelfde tijd als de opkomst van Sophia in de Mediterrane wereld, namelijk aan het begin van het eerste millenium van de christelijke jaartelling. Je zou het kunnen zien als de gelijktijdige herrijzing van de Grote Moeder in het collectieve bewustzijn van de mensheid. Maar ook is er mogelijk sprake van een andere connectie tussen deze twee ver-verwijderde gebieden. In Amaravati, het gebied van Andra Pradesh, waar de Dravidiërs vandaan komen, staat namelijk een Boeddhistische stupa, die gekenmerkt wordt door een architectuur die zowel Dravidische als Griekse kenmerken heeft en dan met name Alexandrijnse. Dat zou kunnen betekenen dat er contact was tussen deze twee plaatsen: Alexandrië en Amaravati. En wederzijdse beinvloeding is dan zeker niet uitgesloten.
Net als Sophia wordt Prajñaparamita gezien als de draagster van innerlijke wijsheid. Het woord prajña betekent: “Grote Kennis” en wijst op een direct inzicht in de ware natuur van de werkelijkheid. Net als Sophia werd ze genoemd ”moeder”. In de Boeddhistische cultuur: ”Moeder van de Boeddha’s”. Zo was Sophia in wezen de Moeder van de gnostici.
Sophia was verbonden met de kosmische wet, en Prajñaparamita met de dharma. Hier is enige toelichting op z ‘n plaats. Sophia is de draagster van de wet, ook wel genoemd de waarheid, een kwaliteit die ze heeft overgenomen van de Egyptische godin Ma’at. Het gaat hierbij niet alleen om uiterlijke ‘regels’, maar veel meer om een innerlijke houding van respect voor al wat leeft. Dit rechtvaardigheidsgevoel, de wet van Ma’at komt in het oude Egypte rechtstreeks voort uit het matriarchale clanbewustzijn dat tot de 12e eeuw v. chr. de omgangsvormen in de samenleving bepaalde. Het begrip dharma, dat bekend is in de oosterse wereld, heeft vele betekenissen waaronder: de kosmische orde als basis voor het menselijk leven. We zien hier dat het oerbesef van hoe met elkaar om te gaan vanuit een innerlijk weten van de kosmische werkelijkheid, een collectief gegeven is in het bewustzijn van de hele mensheid, want het duikt op in allerlei culturen.
Zoals ik verderop in mijn boek heb aangegeven, werd Sophia in haar tijd sterk vereenzelvigd met Isis. Je zou zelfs met enige voorzichtigheid kunnen zeggen: Sophia is de Joodse Isis. De Joodse Gnostiek, die de basis was van het oerchristendom, is in Alexandrië geboren. ( zie hoofdstuk twee). In de toenmalige Egyptisch-Griekse wereld was Isis eveneens herboren als de Grote Moeder die zij was in de Neolitische tijd. In het Neoliticum was zij het beeld van de gehele schepping, werd gezien als: “de deur of poort naar een verborgen dimensie van zijn dat haar baarmoeder was, de eeuwige bron en regenerator van het leven”.2
Bij de creatie van de mythe van Sophia is teruggegrepen op het toen zeer bekende verhaal van Isis, die haar Osiris zoekt op haar tocht over de aarde, als symbool van het zoeken van de mens naar eenheid. Maar in de mythe van Sophia zijn enkele wezenlijke dingen omgedraaid. In plaats van de grote, magische Isis, heerseres over leven en dood, die zelf haar geliefde tot leven wekt, is het geworden een Sophia die gered moet worden door haar Bruidegom. Aan de ene kant wordt Sophia dus door de gnostici vereerd als de Grote Moeder, aan de andere kant wordt ze verdeeld tussen een ‘hoger’en een ‘lager’deel en is verworden tot een hulpeloze, dolende vrouw.
Aan de vergelijking met Prajñaparamita kunnen we aflezen dat Sophia oorspronkelijk, net als Isis, bekend was als De Bron van het Zijn. Niet als de dwalende, verloren godin, maar als de wetende; als de heelheid Zelf. En dan bestond de inwijdingsweg van de gnosticus uit de terugkeer naar de ongebroken eenheid van het Goddelijk Vrouwelijke. Of, zoals Tsultrim Allione het zegt: “… We beginnen contact te maken met onze ware natuur: onuitsprekelijk, onvoorstelbaar en zonder lokatie, zonder illusie, maar spontaan aanwezig. Het omkeren van ons verloren zelf naar binnen en de herkenning van de Grote Moeder van wie we gescheiden zijn geraakt, is waarschijnlijk de meest essentiële reis die ieder van ons ooit zal maken.”
Er is nóg een overeenkomst tussen Sophia en Prajñaparamita. We weten dat het Boeddhisme geen gepersonificeerd godsbeeld kent. Het gaat om het vinden van de goddelijke kern in onszelf. Er is geen autoriteit ‘boven’ of buiten ons, die gezag draagt. De karakteristieken van de oude godinnen en goden worden dan ook vooral gezien als kwaliteiten. Dat geldt evenzo in de Gnostiek, die wordt gezien als de kennis van het hart, de innerlijke openbaring. Doel is om de onbewuste staat van de mens te transformeren in een staat van ontwaakt bewustzijn. Daarbij is er geen behoefte aan geestelijke leiding van buitenaf of verering van een godsbeeld; het beschouwen van de innerlijke wereld is voldoende. Tot grote ergernis van de Kerk accepteerden de gnostici geen andere dan de innerlijke autoriteit. Gnostici proberen dieper te gaan dan welk beeld of personificatie dan ook van goddelijkheid, en kunnen die alleen verwoorden als Licht, dat uitsluitend kan worden waargenomen als een innerlijke ervaring. Het Vrouwelijk Oerbeginsel, zoals Sophia en Prajñaparamita, worden in beide culturen identiek omschreven: oorspronkelijk, alomvattend,vormloos en ondefinieerbaar; niet in woorden uit te drukken. Als zodanig vertegenwoordigen zij beiden het begrip “the Ground of Being”, de Bron van het Zijn.
Dit besef, namelijk dat de Bron van het Al in essentie vrouwelijk is, leidt tot een radikaal andere visie dan die waarmee ik ben opgevoed. Niet is de Godin “de vrouw van”, zoals Hera de vrouw was van Zeus. Ook is zij niet “de dochter van God”, zoals Ma ‘at en Sophia. Sterker nog, zij is evenmin ”het vrouwelijk aspect van God”. Nee, zij IS God, het goddelijke. Zij, de Godin, is de verbeelding, het symbool van het Al, de Oorsprong, de Creatrix, de Kern. Dit besef betekende een omwenteling in mijn denken, in mijn spiritualiteit. Maar daarover gaat het volgende artikel: De weg terug: van de Vader naar de Moeder.
2“The Myth of the Goddess”van Anne Barings & Jules Cashford, pag. 165.
Author: lauri
• dinsdag, december 22nd, 2009

De lezers van mijn boek zullen wel begrijpen dat het eerste kerstverhaal in Egypte is ontstaan. Niet alleen omdat het vroege christendom naar alle waarschijnlijkheid in Egypte begon, maar ook omdat de basis van ons kerstfeest ligt in de mythen van Isis en Osiris. Het geheel is omgeven met een symboliek die ook voor de hedendaagse mens vol betekenis is.

In het oude Egypte vierden ze op 25 december de geboorte van het kind Horus. Ze noemden dat de Dag van het Kind in de Kribbe. Op die dag werden boompjes versierd en daar werden dan cadeautjes voor de kinderen onder gelegd, want het was een kinderfeest. Horus was het Christuskind. Hij was de Karast, in het Grieks de Christus, wat betekent: de Gezalfde. Zijn naam was ook: Karast Neferhept: de Goede Vrede, hij die vrede brengt. Elk jaar werd hij opnieuw geboren, daarom droeg hij ook de naam Iusu, dat is: de (steeds weer) komende. Hiervan is de naam Jezus afgeleid.

De verwekking van Horus was een wonder, immers zijn moeder Isis was een maagd. Nu werd in de oudheid aan het woord maagd een andere betekenis gegeven dan in het christendom. Een maagd was een onafhankelijke vrouw, die niet aan een man toebehoorde. Dat wilde niet zeggen dat ze geen seksueel verkeer had met mannen. In alle oude mysterieculturen van het Midden-Oosten was er een maagdelijke godin die geboorte gaf aan een goddelijk kind, haar zoon. Dat was zo bij Demeter, die Ploutos voortbracht, ook genoemd Iasos. Het was zo bij Afrodite; haar zoon was Adonis. De zoon van Kybele heette Attis en Mithras was de zoon van de zonnegodin Anakhita. En ook het oude Mesopotamië kende de Goddelijke Maagd en haar zoon; Ishtar/Astarte/Inanna baarde Tammuz, later Dumuzi genoemd.

Het woord maagd betekende zelfs méér. Het verwijst ook naar het geloof dat de Godin zichzelf had voortgebracht ( parthogenese) en al bestond vóór het begin van alles. Wat later aan de vader-god werd toegeschreven, namelijk het adagium ‘niet geboren, niet gemaakt’, was van oudsher de eigenschap van de Grote Moeder. Het moederprincipe werd immers gezien als de oorsprong van al het leven. De zoon van de Godin was dan ook niet verwekt door een vader, hij was ‘maagdelijk ontvangen’, zonder de fysieke bijdrage van een man. In het christendom is daarvan gemaakt ‘onbevlekt ontvangen’, omdat ‘bevlekking’ wees op de door de kerk zondig geachte seksuele daad.

Nu ging dat bij Isis en Osiris wel op een heel bijzondere wijze. In het oude Egypte was de gelijkwaardigheid van vrouw en man lange tijd hooggehouden, zelfs na de komst van het patriarchaat. Isis en Osiris waren een model voor de ware liefde tussen man en vrouw. Toen Osiris was ontvoerd en later gedood door zijn broer Seth, deed Isis al wat in haar vermogen lag om haar geliefde weer tot leven te brengen. En, een godin waardig, schuwde zij niet haar magie te gebruiken. Zij veranderde zichzelf in een vogel, een wouw. Net als de gier, die in Egypte vereerd werd als de godin van dood en regeneratie, stond ook de wouw bekend als een transformatief dier. Een pikant detail: men dacht dat alle gieren vrouwelijk zijn en in de lucht hun jongen ontvangen, zonder mannelijke tussenkomst. Als wouw vloog Isis over het lichaam van de dode Osiris, tot zij hem met haar vleugelslag de levensadem terugbracht. Zo sterk was haar liefde. En, zonder dat zij hem aanraakte, werd zij in de lucht zwanger van hem. Een echte ‘onbevlekte ontvangenis’ dus. Men zegt wel dat de kracht en intensiteit van de tantrische gemeenschap tussen twee geliefden zó sterk kan zijn, dat de beiden elkaar niet behoeven aan te raken om tot vervulling te komen. Isis was de meesteres van de tantra; in haar tempels werd de ‘seksmagie van Isis’ onderwezen. Het kind Horus was de vrucht van de tantrische liefdespraktijk van Isis en Osiris. Zo is – symbolisch gezien- de geboorte van het Christuskind een regelrecht gevolg van de vereniging tussen het vrouwelijke en het mannelijke in onszelf.

Van oudsher is de geboorte van het goddelijk kind op Midwinter een teken van de terugkeer van het licht na de kortste dag. Het symbool van het zaad dat gezaaid is in de herfst en onder de sneeuw ligt te wachten op de lentezon. Het kind als teken van hoop.

Maar het is méér. Er is iets aan voorafgegaan, namelijk de uiterste liefdesversmelting, het opheffen van de dualiteit. Dat brengt iets goddelijks voort, een nieuw leven dat aan het voorgaande ontstijgt. En dat is iets wat we in onszelf kunnen verwerven, waar we zelf verantwoordelijkheid voor zijn. Het gaat in wezen om onze eigen innerlijke geboorte. Zo heeft het ware kerstverhaal een nog andere dimensie dan we dachten. Laten we ons dat herinneren als we dit jaar Kerst vieren.

Author: lauri
• zaterdag, december 20th, 2008

Author: lauri
• woensdag, december 10th, 2008

Ik heb me uit het Godinnenspektakel teruggetrokken, omdat ik vond dat er te weinig echte ruimte was voor het spirituele.

Author: lauri
• vrijdag, november 28th, 2008

Dit jaar zijn er twee studie-of leesgroepjes geweest, bestaande uit 5 á 6 vrouwen, die samen met mij Het Evangelie van Isis bespraken. Ik vind het leuk er hier wat over te vertellen, want iedereen is er zo enthousiast over. Het eerste groepje vond plaats in Deventer, en was een al bestaande damesclub, die steeds een ander boek gezamenlijk bespreken. Toen ze vernamen dat ik graag bij hen langs wilde komen, zijn ze daar meteen op in gegaan. Het tweede groepje is ontstaan uit een lezing die ik gaf in Silvolde en speelt zich af in de Achterhoek, rond Doetinchem. We komen vier keer bijeen, steeds bij iemand anders thuis.
Wat ik er zelf zo leuk aan vindt, is dat ik meebeleef hoe mensen mijn boek lezen, wat er met ze gebeurt, welke vragen en kwesties er bij het lezen  bovenkomen. Wat me vooral treft is dat er zo diepgaand nagedacht en gepraat wordt naar aanleiding van de inhoud. Het zijn vaak eigenlijk meer gespreksgroepen dan studiegroepen. Soms zijn we helemaal niet met het boek bezig, maar met allerhande maatschappelijke vraagstukken. Ik vind altijd dat vrouwen daar heel veel verstand van hebben, gewoon vanuit praktische ‘common sense’, dus ik luister daar met veel plezier naar. De politici aan de top zouden eens moeten weten wat wij allemaal zeggen! Als dat serieus genomen zou worden, hoeveel beter zou de wereld er dan uitzien!

Natuurlijk lezen we elke keer vooraf een aantal hoofdstukken uit het boek, waar we dan vervolgens over praten. Soms vragen ze mij om nog eens goed uit te leggen wat ik met bepaalde passages bedoel. Vaak vertel ik dan ook er bij wat er tijdens het schrijfproces gebeurde en hoe het mijn eigen leven heeft geraakt. Iemand uit zo’n groepje zei daarvan: Het boek komt helemaal tot leven!

Ik krijg wel af en toe te horen dat het boek heel veel informatie bevat en dan is het fijn dat ik er ben om de hoofdlijnen nog eens aan te geven. Maar ook hoorde ik: Het is spannend als een detective!.
Het lezen van al deze informatie brengt dikwijls ook emoties naar boven: kwaadheid dat we zo bedonderd zijn, boosheid over het weggedrukt zijn. Maar ook gevoelens van opluchting: straf en schuld hoeven niet meer. Dat vind ik mooi, dat dit ervaren wordt, want daar ging het mij om: bevrijding van opgelegde ideeën.

Enkele thema’s de revue gepasseerd zijn:
- de heilige betekenis van de seksualiteit;
- had het in de geschiedenis anders kunnen gaan?
- god als vrouwelijke kracht is schokkend, maar voelt ook als “natuurlijk”;
- wat zegt dit alles ons voor het heden; wat kunnen we er mee doen?
- hoe kunnen we onszelf en elkaar genezen van de geweldsimprint, die
genetisch is vastgelegd in de ontwikkeling van de mens?
- wat doet een klimaatsverandering met de menselijke samenleving?
Voorwaar geen kleine thema’s om mee bezig te zijn.

Tot slot nog enkele opmerkingen van deelnemers:
- Innerlijke kracht komt van binnenuit: het voortbrengen. Dit kun je als
vrouw ervaren als je een kind baart, je bent dan een kolom van kracht.
- het is verrijkend dat ik dit gelezen heb; een verbreding van mijn horizon.

Ik hoop dat er zich nog veel leesgroepjes zullen vormen; het zijn broedplaatsen van kracht, inzicht en wijsheid, waar ik graag bij wil zijn.
Als je ook zo’n groepje in jouw omgeving wilt: verzamel wat mensen (het is in principe ook voor mannen toegankelijk, alleen hebben die zich nog niet gemeld) en nodig mij uit.